Verpletterend


Op een gegeven moment dalen we af richting zee, waar ons een warme lucht tegemoet komt, bezwangerd met de geur van rottend vlees. Een geur die herinneringen oproept aan ringwerkzaamheden in visdiefkolonies.
  In een holte tussen de rotsblokken ligt een verfomfaaid vogellijkje, ingedroogd, aangevreten, de veren grauw en pulverig, de schedel met holle oogkassen en kale jukbeenderen. Achter de vogel steken twee verlengde staartveren uit die alle glans en frisheid hebben verloren.
  Een sinister stilleven, doch van grote schoonheid.
  De doodsoorzaak is evident. De vogel is tijdens het broeden verpletterd door een neergekomen rotsblok. De vleugels lijken nog in paniek te zijn uitgestrekt, te laat, te langzaam. Van het ei onder de vogel is niets te zien.
  Dit is het natuurlijke risico waarmee de broedplek gepaard gaat. De rotshelling herschikt zich, stenen laten los en rollen een eind naar beneden om een nieuwe posities in te nemen.
  Dit is ongetwijfeld een reden waarom keerkringvogels niet in het orkaanseizoen broeden. Het geduw en getrek van stormen op het steen doet de kans op verschuivingen ongetwijfeld sterk toenemen.
  Ook het vogelonderzoek is niet geheel zonder gevaar. Onlangs wilde iemand een keerkringvogel pakken en kwam er een blok naar beneden, die zijn been pijnlijk vastknelde. Er waren vijf man nodig om hem te bevrijden.