Overige stormvogels


Wat aantallen betreft moeten we het niet van albatrossen hebben. We schatten (na afloop) tweeëntwintig witkappen, drie wenkbrauwen en een Indische geelneusalbatros. Die laatste is grotendeels langs mij heen gegaan, ik was te druk met fotograferen.
  Boven een door onszelf uitgegoten plas visolie telden we zo'n vijfentwintig trappelende en hoppende Wilsons stormvogeltjes, plus zes Europese die meer hardnekkig bleven rondvliegen.
  Een andere bekende soort van de Noordzee betrof de grauwe pijlstormvogel. Daarvan troffen we er vijftien, draaiend en kantelend boven de golven waardoor ze hun zilveren ondervleugels prijsgaven. Een vogel landde vlak naast de boot voor een portretfoto.
  Dan waren er nog reuzenstormvogels, drie zuidelijke met een lichte snavelpunt en twee noordelijke met een roze punt. Vogels met een buitenproportioneel groffe snavel en een enigszins lomp vliegbeeld. Fraai en afstotelijk tegelijk, deze gieren van de zuidpool.
  De meest algemene stormvogel was de witkinstormvogel. We zagen de eerste pas na onze eerste albatros, wat opmerkelijk is gezien de grote aantallen die hier in deze periode vertoeven. Grote, bruinzwarte stormvogels met een ivoren snavel en een, door het gedimde licht, nauwelijks zichtbare witte kin. Eerst als vage schimmen ver in de mist, dan in steeds scherpere cirkels rond de boot, alsmaar wentelend van de ene op de andere zij. Minstens honderd witkinnen rond de boot.